In mijn vorig blog schreef ik over ons uitstapje down to Memory Lane, dorp M., ten oosten van Amsterdam en dorp A. ten westen er van. Dorp A., mijn geboortedorp aan het Noord-Zeekanaal vond ik, als je de klonten nieuwbouw buiten beschouwing laat, niet echt veranderd. Natuurlijk wel ten opzichte van mijn vroege jeugd, toen er in de kerkbuurt rond de kerk van de ongelovigen nog het wrakke, maar spannende houten buurtschapje, aangeduid als 'achter de kerk', bestond. Achter de kerk en in de Pepersteeg, die door de sloop van de huizen aan het dorpsplein ook ophield te bestaan, werd heel wat slechts verricht. Voornamelijk doordat de achterdeur van de kroeg annex danstent er op uitkwam. De timmerfabriek van Kroeze, ook achter de kerk gelegen, was met zijn zaagselvloer en zijn altijd uitnodigend losse deur, ook een aanlokkelijke optie voor een smachtend publiek. Waar moest je anders heen als verliefde vrijer? Zeker niet naar het krakende bedje boven bij je T.V. kijkende ouders. Zelfs de consistoriekamer van het Heilige Huis was niet veilig voor ons. Waar zou de jeugd van tegenwoordig zich uitleven nu er nog zo weinig verborgen plekjes over zijn?
Het huis waar ik opgegroeid ben, en waar nu andere mensen wonen, zag er netjes en saai uit. De klimop was er af en de voortuin verdwenen. Misschien opgegaan in het trottoir? Een stevige bakstenen garage had mijn vader's houten bouwsel, dat hij indertijd te vuur en te zwaard verdedigd had, vervangen.
Vroeger zag ons huisje er zo uit. Er was nog geen sprake van een garage, noch een auto. De klimop zat er nog op en de tuin was meestal een woestenij. De voorsloot was zo te zien al gedempt en het bruggetje gesloopt. Een auto was mijn vader's liefste wens, met daarna een fimcamera, een fototoestel, een pick-up, een T.V. en een reisje naar de Follies in Parijs.
Daar was toen in de verste verte nog geen zicht op, maar eind jaren 50 keerde het tij...
Oudste broer Dirk was vrijgezel en hij voer. Tussen de reizen door woonde hij gewoon thuis bij onze ouders. Door samenloop van deze omstandigheden kon hij genoeg geld opzij leggen, en zo kwam de eerste luxe in ons huis. Eerst een koelkast en toen...een automobiel. Mijn vaders droom, die hij wel niet zelf mocht besturen (hij had in arme tijden zijn rijbewijs laten verlopen), maar die hij toch op zijn erf mocht stallen (en de buren er de ogen mee uitsteken).
De eerste aanschaf was een Ford Versailles.
Mijn vriendinnetje en ik beschouwen hem (haar) zo'n beetje als ons bezit en ik denk niet dat er een auto op de wereld was die zo verwend, gepoetst en in het sop gezet werd als de onze.
Mijn vader timmerde er een huisje voor, want ze moest 's nachts veilig en droog worden opgeborgen. Zonder vergunning natuurlijk, waarop al ras een ambtenaar van bouw en woning toezicht op de stoep stond. Afbreken! Moest je net mijn vader treffen. Groter driftkikker bestond niet en hij had toch al zo'n hekel aan ambtenaren (hij was er zelf een).
Hij werd rood en toen paars, schold en vloekte de arme man dusdanig van het erf, dat hij zich nooit meer heeft durven vertonen. Mijn vader en de garage hadden gewonnen. Leve mijn razende pa!
Grote broer, die tussen de reizen door niet veel beters te doen had, nam mijn vriendinnetje en mij mee op allerlei uitstapjes in 'onze' supercar.
Een paar jaartjes later werd het een Volkswagen, die wij net zo koesterden als de Ford.
De filmcamera kwam er, het fototoestel, de pick-up en de T.V. Maar het reisje naar de Follies werd ingeruild tegen het Garda Meer, want dat vond mijn moeder leuker.
De houten garage heeft nu toch het loodje moeten leggen.
Mijn vader ook.
woensdag 27 juli 2016
donderdag 21 juli 2016
Een weekje in een Gouden Kooi.
Zo zitten we dan na 15 jaar afwezigheid, in ons eigen oude huisje op de Brink. Vreemde gewaarwording.
De huidige bewoners van het huis hadden ons voorgesteld om huisjeruil te doen, zij in ons huis in Normandië en wij in het hunne (voorheen onze). Ondertussen passen we op elkaars dieren. I.p.v. met Léon en Poesje, slapen we nu met Joeki op bed. Het voelt nauwelijks als ontrouw.
Gek genoeg komen we, behalve de middenstand, maar weinig bekenden tegen in het dorp en zelfs als ik op het bankje voor de deur ga zitten, ken ik niemand van de weinige passanten. Het is veel stiller dan ik in herinnering heb. Is iedereen dood, verhuisd of op vakantie? Of lijd ik aan geschiedvervalsing en was het vroeger ook stil?
Dat ik voor sommige zaken een slecht geheugen heb blijkt wel. Van de weinige veranderingen die de huidige bewoners in dit huis hebben aangebracht, kan ik mij niet meer herinneren hoe het vroeger was.
Het dorp is nauwelijks veranderd. Heel jammer vind ik dat 'ze', de dorpsboerderij in het centrum, waar een weitje bij was met lammetjes of kalfjes, hebben afgebroken. Er voor in de plaats verrijst iets groots en wits. Ook staat er plotseling een gigantisch bakstenen woonhuis op de Dorpsstraat, waarvan de achtergevel vrijwel aan 'onze' tuin grenst.
In dit 'mooiste dorp' van Nederland, voelde ik mij toen en naar blijkt nu nog, in een Gouden Kooi gevangen. Prachtig groen en grenzend aan het Gooimeer, besef je niet dat je 15 km. van Amsterdam af zit. Alleen een constant gezoem op de achtergrond herinnert je er aan. Zodra je echter de grenzen van het dorp opzoekt, stap je zo een bouwput in. Overal rondom worden wegen, bruggen en viaducten aangelegd om de verkeerscrisis op te lossen. Het dorp lijkt op een eilandje te liggen. Een ideaal eiland om op te groeien, ver van de boze wereld.
Gister hebben we een tour gemaakt naar het dorp A., 15 km. aan de andere kant van Amsterdam, waar ik geboren ben.
Daar is het nog veel ingrijpender verbouwd, met uitgebreide nieuwe wijken tegen het lint aan gebouwd, zodat je nauwelijks nog van een lint kunt spreken. Gelukkkig is het Noord-Zee Kanaal hetzelfde gebleven, met pont Buitenhuizen en Opa Ekkes, die niet meer zo heet, maar wel nog steeds ijsjes verkoopt. Wat een heerlijkheid, dat wijdse uitzicht over het kanaal, waar wij als kind, als het mooi weer was, samen met de rest van het dorp de zondag doorbrachten. Mijn vader begon om 11 uur 's morgens al op zijn horloge te kijken. De dag schiet al lekker op, zei hij dan. Wel te begrijpen, hij zat de hele week al op het kanaal, waar hij voor Rijkswaterstaat de remmingen onderhield.
woensdag 13 juli 2016
Uitputtingsslag.
We zijn al op de helft van de uitputtingsslag. We zitten midden in de week van een uitwisselingsproject, een stedenband, pardon dorpenband, met Portugal, van wiens onderdanen we er twee in huis hebben, waarvan er een de drukste is van het hele gezelschap. Ik meen zeker te weten dat de organisatie dat wist, dat de hele club dat wist. Diamantino schuiven we bij de nieuwelingen (wij dus). Hij is druk, maar ook vermakelijk. zingt en kletst de hele dag. Ondertussen rennen wij van de ene pick-nick naar de andere maaltijd, van het ene feest naar de andere attractie. Het lijkt Paris-Dakar wel. Iedereen is moe, men slaapt niet meer door slaaptekort.
Wij zijn al vanaf vrijdag bezig met voorbereidingen. Menu's samenstellen, boodschappen doen, kamers in orde maken, keuken schoonmaken. (Dat laatste heeft natuurlijk niets met onze gasten van doen, dat is mijn eigen luiheid, achterstallig onderhoud, maar moest voor deze gelegenheid toch dringend gebeuren). Zaterdag kwamen ze aan,na 21 uur busreis nog springlevend.
Zondag was de beslissende wedstrijd Frankrijk-Portugal, wat een enorm spannende belevenis was met een zaal gevuld met half om half, Fransen en Portugezen. Ze wonnen ook nog, toen kreeg je ze natuurlijk helemaal niet meer in bed. Het ergste was, dat wij ook niet weg konden voordat wij onze gasten ingescheept hadden. Daar zaten we dan, als helemaal geen voetballiefhebber met rode oogjes van de slaap te wachten tot ze uitgezongen waren.
Enfin, het einde komt in zicht. Straks bij iemand uit het dorp eten, met onze Portugese gasten. Dan naar het vuurwerk waar wij ook niet dol op zijn), alvast voor de 14de juli, dat zij hier dan een dag te vroeg vieren, of het moet de hele nacht doorgaan tot morgen. Dan schijnen ze (we), programmaloos te zijn, maar moeten we wel een maaltijd verzorgen en waarschijnlijk zelf onze gasten bezig houden, als ze niet uitgeld zijn en de hele dag liggen snurken, wat ik hoop. Op dit moment zijn ze een waterval aan het beklimmen, of afdalen. Wij zijn even afgehaakt, vandaar tijd voor dit blogje. Morgenavond afscheidsmaaltijd voor de hele ploeg, vrijdagmorgen pick-nick klaarmaken voor onderweg en weer een afscheidsdiner in de Salle des Fêtes. Dan kunnen we eindelijk zwaaien. En dan roetsjj.. het bed in en slapen tot maandagmorgen om dan gelijk door te rijden naar Nederland.
Pfff...
Wij zijn al vanaf vrijdag bezig met voorbereidingen. Menu's samenstellen, boodschappen doen, kamers in orde maken, keuken schoonmaken. (Dat laatste heeft natuurlijk niets met onze gasten van doen, dat is mijn eigen luiheid, achterstallig onderhoud, maar moest voor deze gelegenheid toch dringend gebeuren). Zaterdag kwamen ze aan,na 21 uur busreis nog springlevend.
Zondag was de beslissende wedstrijd Frankrijk-Portugal, wat een enorm spannende belevenis was met een zaal gevuld met half om half, Fransen en Portugezen. Ze wonnen ook nog, toen kreeg je ze natuurlijk helemaal niet meer in bed. Het ergste was, dat wij ook niet weg konden voordat wij onze gasten ingescheept hadden. Daar zaten we dan, als helemaal geen voetballiefhebber met rode oogjes van de slaap te wachten tot ze uitgezongen waren.
Enfin, het einde komt in zicht. Straks bij iemand uit het dorp eten, met onze Portugese gasten. Dan naar het vuurwerk waar wij ook niet dol op zijn), alvast voor de 14de juli, dat zij hier dan een dag te vroeg vieren, of het moet de hele nacht doorgaan tot morgen. Dan schijnen ze (we), programmaloos te zijn, maar moeten we wel een maaltijd verzorgen en waarschijnlijk zelf onze gasten bezig houden, als ze niet uitgeld zijn en de hele dag liggen snurken, wat ik hoop. Op dit moment zijn ze een waterval aan het beklimmen, of afdalen. Wij zijn even afgehaakt, vandaar tijd voor dit blogje. Morgenavond afscheidsmaaltijd voor de hele ploeg, vrijdagmorgen pick-nick klaarmaken voor onderweg en weer een afscheidsdiner in de Salle des Fêtes. Dan kunnen we eindelijk zwaaien. En dan roetsjj.. het bed in en slapen tot maandagmorgen om dan gelijk door te rijden naar Nederland.
Pfff...
vrijdag 1 juli 2016
Veranderde zeden en gebruiken.
Iedere morgen en avond staat hier de goede fee om Marimon een injectie te geven en om de andere dag zijn verbanden de verschonen. Zo hopt ze de hele dag van de een naar de ander, en iedereen is blij haar te zien. Soms ben ik het enige sprekend wezen dat ze op een dag tegenkomen, zegt ze.
Of ze ze ook wast en aankleedt. Ja, dat doet ze ook. Maar willen ze dat wel en is dat ook nodig? Ik stel mij voor dat ze dat vroeger ook niet deden. Gingen wij dan iedere dag in bad?
Nee, dat gingen we niet. Des morgens voor we naar school gingen deden we wel een soort poedeltje in de keuken en soms als ons moe goede zin had ging er een washandje met groene zeep en koud water langs onze armen, hals en snuit. Dat was heel gewoon, dat deed iedereen. Roken we dan niet? Ja, we roken. Mensen en dingen hadden een geur. De prutsloot, de schillenkar, de verse broodjes op de bakkerskar, de paardenhoeven die verwisseld werden in de smidse (brandlucht), het ingekuilde gras (getver), ingekuilde bieten(heel getver), gieren op het land (blèh), de boerenkinderen in de klas die in een stolpboerderij woonden, dus met de koeien onder één dak leefden(lekker), de snotneuzen, de voddenboer, de pijptabakmix van de bovenmeester. Eens in de week in de teil voor de kachel. Wij kinderen dan tenminste. Waar de grote broers en zus of onze ouders zich wasten? Ik heb het nooit gezien. Ik denk met een afwaskom in de slaapkamer. Als onze oma uit Delfzijl kwam logeren, werd er een wastafeltje met lampetkan en waskom naar boven gehesen. Voor haar wel. Mijn vader vond het niet zo erg dat er geen wasgelegenheid was. Hij had een hekel aan wassen, überhaupt om uit de kleren te gaan, en zeep wantrouwde hij als de pest: 'daar gaat de zelfreinigende werking van mijn huid mee naar de megoksie'.
Later, toen we een douche hadden met 'vaste'wastafel, moesten wij hem met de hele familie trekkend en duwend onder de straal zien te krijgen. Stonk hij dan niet? Dat vond ik niet. Hij rook naar teer en carboleum, naar algen en kanaal, naar tabak en ongeschoren, naar hout en haring. Hij rook naar man. En op zondag naar scheerzeep en talkpoeder.
Op een dag moest ik naar de kolenboer om een mudje kolen te bestellen. Het zou goed kunnen dat het zondagmorgen was, want vroeger kon je op elk uur van welke dag dan ook bij de middenstand 'achterom'. Ik klopte echter bij hem op de voordeur. 'Kom maar binnen' werd er geroepen. Toen ik de deur opendeed, zat daar in de gang de kolenboer in een teil. Bruin hoofd met zwarte vegen en knalblauwe ogen met een zwart kohlrandje als Charly Chaplin met een wit lijf. 'Zeg het maar maissie'. 'Een mud kolen graag voor Bakker van de Genieweg, kolenboer'. 'Komt voor mekaar, maissie'. Zo makkelijk was dat toen. Ik vond het ook helemaal niet raar. Moet je nu om komen.
De voordeur waar ik op klopte, met zoontjes Robbie links en Keessie rechts. Middelste lange jongen, onbekend.
Of ze ze ook wast en aankleedt. Ja, dat doet ze ook. Maar willen ze dat wel en is dat ook nodig? Ik stel mij voor dat ze dat vroeger ook niet deden. Gingen wij dan iedere dag in bad?
Nee, dat gingen we niet. Des morgens voor we naar school gingen deden we wel een soort poedeltje in de keuken en soms als ons moe goede zin had ging er een washandje met groene zeep en koud water langs onze armen, hals en snuit. Dat was heel gewoon, dat deed iedereen. Roken we dan niet? Ja, we roken. Mensen en dingen hadden een geur. De prutsloot, de schillenkar, de verse broodjes op de bakkerskar, de paardenhoeven die verwisseld werden in de smidse (brandlucht), het ingekuilde gras (getver), ingekuilde bieten(heel getver), gieren op het land (blèh), de boerenkinderen in de klas die in een stolpboerderij woonden, dus met de koeien onder één dak leefden(lekker), de snotneuzen, de voddenboer, de pijptabakmix van de bovenmeester. Eens in de week in de teil voor de kachel. Wij kinderen dan tenminste. Waar de grote broers en zus of onze ouders zich wasten? Ik heb het nooit gezien. Ik denk met een afwaskom in de slaapkamer. Als onze oma uit Delfzijl kwam logeren, werd er een wastafeltje met lampetkan en waskom naar boven gehesen. Voor haar wel. Mijn vader vond het niet zo erg dat er geen wasgelegenheid was. Hij had een hekel aan wassen, überhaupt om uit de kleren te gaan, en zeep wantrouwde hij als de pest: 'daar gaat de zelfreinigende werking van mijn huid mee naar de megoksie'.
Later, toen we een douche hadden met 'vaste'wastafel, moesten wij hem met de hele familie trekkend en duwend onder de straal zien te krijgen. Stonk hij dan niet? Dat vond ik niet. Hij rook naar teer en carboleum, naar algen en kanaal, naar tabak en ongeschoren, naar hout en haring. Hij rook naar man. En op zondag naar scheerzeep en talkpoeder.
Op een dag moest ik naar de kolenboer om een mudje kolen te bestellen. Het zou goed kunnen dat het zondagmorgen was, want vroeger kon je op elk uur van welke dag dan ook bij de middenstand 'achterom'. Ik klopte echter bij hem op de voordeur. 'Kom maar binnen' werd er geroepen. Toen ik de deur opendeed, zat daar in de gang de kolenboer in een teil. Bruin hoofd met zwarte vegen en knalblauwe ogen met een zwart kohlrandje als Charly Chaplin met een wit lijf. 'Zeg het maar maissie'. 'Een mud kolen graag voor Bakker van de Genieweg, kolenboer'. 'Komt voor mekaar, maissie'. Zo makkelijk was dat toen. Ik vond het ook helemaal niet raar. Moet je nu om komen.
De voordeur waar ik op klopte, met zoontjes Robbie links en Keessie rechts. Middelste lange jongen, onbekend.
Abonneren op:
Posts (Atom)