Ik vond een boek over Eduard Verkade in de kast, over zijn toneelcarrière natuurlijk, maar ook over hoe zijn vader in 1886, de brood-en beschuitfabriek in Zaandam begonnen was.
Vader Ericus had talent voor schilderen en kon goed piano spelen. Maar omdat hij een weesjongen was, wilde hij zijn opvoeders, de schatrijke van Gelderfamilie van de papierfabrieken, niet tot last zijn en begon daarom al op zijn 17de zijn eerste onderneming, een fabriekje in patentolie. Later kocht hij een oliemolen en veel later pas, toen zijn zonen opgroeiden en wat moesten doen voor de kost, begon hij met brood en beschuit. Hij en zijn vrouw hadden een hele sliert kinderen, die allemaal muziek of schilderles kregen. Er werd gelezen en voorgelezen. Zelfs heeft Ericus op een bepaald moment, tussen de oliemolen en de koekfabriek, een huis aan de Vecht in Breukelen gehuurd, om daar met zijn grote gezin van de stilte en rust te genieten, en om zich helemaal te wijden aan de schilderskunst. Dat zegt, kort samengevat, het boek. Gezellige boel.
Maar nu de meisjes van Verkade. Heel modern en vooruitstrevend voor die tijd, was 85 procent van het personeel vrouw.
Emancipatorisch gezien een geweldige vooruitgang in een tijd dat vrouwen nauwelijks op de arbeidsmarkt werden getolereerd, maar ook lekker goedkoop! De meisjes begonnen er vaak al meteen na de lagere school te werken, 12, 13 jaar. Ze hadden niet alleen een eigen kantine, waar geen mannen mochten komen, maar ook een speeltuin! Met draaimolen, schommel en wip! Na het werk konden ze lessen krijgen. Naai en kooklessen, want ze moesten evengoed gevormd worden tot huisvrouw, ook al had Verkade als een van de eerste vanaf 1961, een heuse crèche. Zo probeerde Verkade het imago van de werkende vrouw, en vooral van het werkende fabrieksmeisje te verhogen.
'Kom werken bij Verkade en neem je moeder mee', was toen een reclameleus die je vaak tegenkwam op de tram-en bushalte.
Ik zag een filmpje op het net van een interview op T.V. met een dame die een boek over deze meisjes geschreven had. Zij zei hierover iets dat me trof, n.l. 'In Amsterdam werd het werken bij Verkade hoog aangeschreven, beter dan een 'dienstje', in Zaandam daarentegen werd het laag aangeschreven. Sodom en Gomorra.
Let wel: bijna alle meisjes kwamen uit Amsterdam.
Nu ben ik toevallig in deze ervaringsdeskundige, want ik heb tijdens mijn middelbareschoolvakantie, drie weken op de inpakafdeling van keps borstplaatjes gewerkt. Drie bruine, kartonnetje. Drie roze, kartonnetje. Drie beige, kartonnetje. Drie gele, kartonnetje. Drie groene, kartonnetje. Kartonnetje erop en weer zo'n zelfde laagje. En dat de hele dag. Dat was in 1963.
Gelukkig niet de lopende band, want die liep in een moordend tempo en zo vlug was ik niet, nooit geweest.
Ik was 15 jaar en de Amsterdamse meisjes die er werkten zullen in jaren niet ouder geweest zijn. Maar wel in ervaring! Of misschien was het alleen ervaring met de mond beleden. In ieder geval stonden mijn dorpsoortjes te tuiten en nu begreep ik ook waarom de fabrieksmeisjes van Verkade niet goed bekend stonden.
Mijn vader dreigde mij met een toekomst aan de lopende band in de chocolade fabriek als ik mijn schooldiploma niet haalde.
Je verdere leven keps inpakken en eindigen met een kale kop in het armenhuis. Ik heb toen eventjes heel goed mijn best gedaan. Maar ook weer niet te lang. Aan het einde van het jaar bleef ik zitten. Ik ging werken in Amsterdam. Niet bij Verkade, bij die meisjes wilde ik niet horen.
Van het verdiende geld kocht ik een nieuwe fiets. Mijn vader legde het ontbrekende geld erbij. Na een maand werd hij gestolen bij het station, omdat ik vergeten was hem op slot te zetten.
Ik ben toch niet met een kale kop in het armenhuis geeindigd.
Maar je weet het nooit. De eindstreep is nog niet gehaald.
Hier ben ik aan het oefenen voor 'meisje van Verkade' 15 jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten