maandag 3 juli 2017

Schoenen, een kasteel en een hond.


Eindelijk schoenen gevonden voor onder mijn kersenrok, zodat die ook eens een keer gedragen kan worden. Liever had ik een klein hakje gehad, want met platte schoenen onder een vrij lange rok, voel ik mij net tante Sidonia van Suske en Wiske.
Als ik er nu maar niet uit verwaandheid mee de sloot in loop, zoals ik als kleuter deed toen ik rode klompjes gekregen had bij schoenmaker Aafjes en daar zo trots op was dat toen moeder mij van de fiets tilde in de steeg naast ons huis, ik er achteruitlopend de steeg door, de weg overstekend, almaar naar mijn klompjes kijkend er pardoes mee de wegsloot in liep. Ik was er ook zo weer uit, want op de bodem van de sloot, onder de modder, daar huisde de Bullebak en die trok je aan je voeten naar beneden door de prut, en wat er onder die prut zat, daar wilde ik liever niet aan denken.
Waarschijnlijk drollen, want het riool van de huizen aan de overkant kwamen op die sloot uit. Dat kon je ook goed ruiken als het regende of onweer in de lucht hing. Ons slootje voor de deur, met een bruggetje er overheen dat ik met een bezem in de hand verdedigde tegen vijandelijke aanvallen van buurkinderen, zoals de drie koppen grotere 'Dikke Willem', was zo helder als glas. De riolen aan onze kant kwamen uit op het slootje  achter ons huis, dat dan ook niet of verradelijk bevroor in de winter, zodat we via een plank de gemeentelijke, achter ons huis gelegen, ijsbaan konden bereiken. In zo'n vorstwinter werkte er niets meer in ons in de schuur geplaatste houten kakdoos. In de grote, ijzeren stortbak bevroor het spoelmechanisme, en je kon aan de ketting trekken tot hij er af vloog (vader boos: blijf g.v.d. met je klontjevingers van die trekker af, je ziet toch dat de hele rotzooi bevroren is). Dat zagen we inderdaad, en we roken het ook, want er lag dan een hele stapel bevroren drollen op het ijs onder de plee. Plus vastgevroren kranten, want W.C.papier was er niet altijd. Wat een tijden.

Gister, zondag, nog steeds een beetje miezerig, ben ik maar een stukje alleen gaan rijden, want Marimon was niet te porren.
-Ga je mee iets doen?-
-Wat moet ik dan doen?-
-Maakt niet uit, dat zien we wel-
-Maar jij wilt altijd van die saaie dingen-
-Wat wil jij dan?-
-Nou niks.-

Er moest toch een pond gehakt weggegooid worden die Marimon twee dagen in de auto had vergeten. En liefst niet in de buurt, want ik trek liever geen vossen aan. Op weg naar een kasteeltje dat ik op de kaart had gezien, zo'n 10 km. van hier, doemde daar in de verte, rustig liggend midden op de weg, een mooie, beige herder op. Ik stop voor zijn neus, draai het raam open en laat de bal gehakt voor zijn voeten vallen. Manna uit de hemel. Dacht ik, maar hij keek er niet eens naar, kwam blij kwispelend overeind. Hij wilde mij! Niet die bal! Alsof hij al die tijd op mij had liggen wachten. Ha!, daar is ze eindelijk. Ik ging er gelijk vandoor, omdat ik het gevoel had, dat ik iets strafbaars deed. In mijn achteruitkijkspiegeltje zag ik hem staan, mij bedremmeld en teleurgesteld nakijkend. Op de terugweg was hij weg. Het vlees ook.

Even verderop vond ik dit juweeltje. Ook helemaal verlaten, net als die hond. Ik had helaas geen balletje gehakt meer voor hem.



1 opmerking:

  1. ha ellis kom zomaar bij jouw blog uit , je schrijft zo beeldend, ik zie het voor mijn ogen gebeuren !
    kan geen hoofdletters schrijven wegens gebroken schouder !

    groet xxx margarita

    BeantwoordenVerwijderen