Als ik 's nachts wakker lig (gebeurt niet vaak), denk ik soms aan het dorpje A., waar ik geboren en getogen ben en waar ik bijna alle mensen kende, behalve de katholieken die aan de verboden kant van de kerk woonden. Ik dacht vannacht aan Klaas, de kippeboer en hoe hij vrolijk door het dorp fietste met zijn fladderende rieten mand op de voordrager en aan zijn dochter Gerda, die altijd zo eenzaam op het schoolplein stond. Een kop groter dan alle andere kinderen, doodstil als een reiger, met puntneus en ernstig geconcentreerde blik, alsof ze een kikker tussen de schreeuwende kinderen op het oog had, stond ze daar zwijgend en onaanraakbaar.
Hoe kwam die ineens in onze klas verzeild? Blijven zitten misschien. En ze was al zo lang. Maar daar werd niet naar gekeken.
Vroeger, als je gevogelte wilde eten, dan ging je naar de poelier, (ik leg nu pas de link met het Franse 'poule'..)Maar bij ons heette dat een kippeboer, melkboer, groenteboer, voddeboer.
Daar ging je naar toe en bestelde een kip. Je kon ze levend krijgen en zelf plukken, maar daar hadden mijn ouders geen zin in. Een dode geplukte kip voor ons dus, maar wel zelf verder schoonmaken. Mijn moeder had daar een hekel aan, ze lustte niet eens kip. Het was ook nogal duur eten, niet voor elke dag. Een kip voor 7 man. Hoe verdeelden ze dat? Er zaten maar 2 pootjes aan.
Het lijkt me een heerlijk beroep, kippeboer. Die man had daar hooguit 50 kippen rondlopen. Plus natuurlijk de kuikentjes, die aan de lopende band uitgebroed werden. Slachten vind ik zelf minder aangenaam, maar als je het eenmaal gewend bent, doe je dat ook aan de lopende band. Dan op de fiets, met die rieten mand, het dorp rondrijden naar je klanten. Hij kende het hele dorp, het hele dorp kende hem. Wuiven en groeten alle kanten op, alsof je de koning was. Want er waren nauwelijks auto's in de jaren 50, iedereen ging te voet of op de fiets, het was gezellig op straat. Hij kon er met zijn gezin van leven. Denk eens in hoe de tijden veranderd zijn. Nu moet je zeker 6000 kippen hebben om er een bestaan uit te halen. Je bent dan de hele dag in je eentje bezig in zo'n mega stal, waar het een lawaai is als een oordeel en de stank van kippesront je de adem beneemt. Ik weet niet of hij ook in eieren deed, maar een ei kostte bij de buurvrouw 18 cent. Nu vraag ik er 20 cent voor, maar wel in eurocenten, dus de prijs is verdubbeld. Maar de lonen zijn vervijfvoudigd, een ei zou dus een euro moeten kosten. En zo is het met alle levensmiddelen, wij willen de werkelijke waarde van eten niet meer betalen. Wij willen liever speelgoed, dat is leuker.
Maar het klopt niet meer. De boeren werken zich uit de naad en maken verlies of ze moeten zodanig schaalvergroten dat je het geen boerderij meer kunt noemen, maar eerder een fabriek. De boer als ondernemer. Natuurlijk was onze kippeboer ook een soort ondernemer. Hij zat 's avonds ook met een potlood cijfers in een schriftje te schrijven, maar dat was maar een heel klein gedeelte van zijn dagtaak. De rest van de dag zat hij op de fiets te fluiten of koppen af te hakken. Waar zit de winst die wij als mensheid de laatste 50 jaar geboekt hebben? Dat we na het werk naar onze eigen T.V. kunnen kijken en met onze eigen auto in de file mogen staan.
De voddeboer had het helemààl voor mekaar. . Ko Vod zat met zijn achterste op een 20km karretje, waar wij straatslijpers natuurlijk voortdurend opsprongen, terwijl een kwaaie Ko woest achteruit maaide om ons er weer af te slaan. Maar hij kon er net niet bij.
Dan kwam hij aan de deur om moeders vodden die ze in een jute zak bewaarde, met de unster te wegen. Het was een chagrijnige man en ik keek altijd wat wantrouwend naar die scherpe haak, die hij zo venijnig in de jute zak dreef, terwijl ik hoopte dat hij me niet zou herkennen als illegale meerijder. Ieders verbazing was groot toen hij op een dag een enorm dubbel woonhuis liet bouwen. Een voor hem en een voor zijn dochter, waarvan niemand het bestaan wist. Plus een groot pakhuis er naast. Ko was boven Jan.
Over ondernemen gesproken.
Wij straatslijpers.
zondag 30 juli 2017
maandag 24 juli 2017
Vluchten waar naar toe...
Ik ging flink tekeer met mijn maxi wildschaar in de overwoekerde heg, toen er plotsklaps iets bruins uit de klimop sprong. Het was een vette pad met dunne pootjes. Gauw mijn fototoestel. Wat overbelicht, want op eens was daar de zon.
Het arme beest, zo cru uit zijn schuilplaats verdreven, wist even niet meer waar hij was. Wat is boven, wat is onder. Ondersteboven, binnenstebuiten, achterstevoren. En warm, stekend warm. Redt mij iemand uit deze hel?! Ik heb hem opgepakt en in de schaduw van een nog onontgonnen bosje gezet. Tot ook deze gerooid zal worden.
Vluchten kan niet meer...
Ik las in de Ouest-France een akelig verhaal over een busje met 8 Roemenen, dat aangehouden werd voor de douane bij Ouistreham, vlak voor de oversteek naar Engeland.
Er kwamen geluiden onder uit het busje, gehuil en geklop.
De gendarmes troffen onder een luik in de vloer, een ruimte van nog geen meter lang, 1 m. 40 breed en 85 cm. hoog, 7 Afghanen, waaronder een kind van 4. Goed dat ze gevonden werden zo vlak voor hun einddoel, want ze zouden het niet gehaald hebben.
Totaal uitgedroogd, in grote ademnood, werden ze vervoerd naar het C.H.U. van Caen. Zouden ze enig idee gehad hebben van wat hen te wachten stond toen ze daar hoopvol opgekreukeld in die benauwde ruimte plaatsnamen?. En de bovenzitters, die beweerden niet te weten wat zich onder de vloer bevond, zij moeten het geroep en geklop toch gehoord hebben. Het gehuil van het kind dan toch.
Ik was 4 jaar toen ik in een donkere veewagen zat opgesloten met mijn moeder en 20 welpjes. Wij waren op weg naar Maarn, waar wij een week met de padvinderij gingen kamperen in en rond een boerderij. Heerlijk natuurlijk. Mijn moeder had de hele week met de flanelsteek dekens aan elkaar zitten naaien om als slaapzak te kunnen dienen. De veewagen, met van die luikjes die enig licht doorlieten, was een goedkope, doch verboden oplossing. Bij de pont en andere stopplaatsen, moesten wij daarom allemaal stil zijn en hield ik even op met huilen. Want ik vond het verschrikkelijk in die schuddende bak van die donkere veewagen. Wat was ik bang.
Wel had ik de keus om voorin te zitten, maar dan moest ik op de harige blote knieën van de akela. Deze was geen vreemde voor me, ik kende hem zelfs goed, maar dan met lange broek.
Ik wist niet wat ik erger vond.
Wat moet dat kind onderin dat busje een angst hebben uitgestaan. En dan besefte zij nog niet eens dat zij zou gaan sterven. En wat moeten die mensen een erbarmelijk bestaan zijn ontvlucht om zulke risico's te nemen en je dan nog in een onzekere toekomst te storten.
Zij hebben geen idee wat voor nieuwe ellende ze in Engeland te wachten staat, want dat land schijnt de hel voor migranten te zijn.
Waarom vertelt niemand ze dat, voor ze vertrekken?
En waarom wordt er geen helse jacht gemaakt op de passeurs, die niets en niemand ontzienende geldwolven en moordenaars.
De guillotine is nog te goed voor ze.
Wij hebben de veewagen overleefd.
Het arme beest, zo cru uit zijn schuilplaats verdreven, wist even niet meer waar hij was. Wat is boven, wat is onder. Ondersteboven, binnenstebuiten, achterstevoren. En warm, stekend warm. Redt mij iemand uit deze hel?! Ik heb hem opgepakt en in de schaduw van een nog onontgonnen bosje gezet. Tot ook deze gerooid zal worden.
Vluchten kan niet meer...
Ik las in de Ouest-France een akelig verhaal over een busje met 8 Roemenen, dat aangehouden werd voor de douane bij Ouistreham, vlak voor de oversteek naar Engeland.
Er kwamen geluiden onder uit het busje, gehuil en geklop.
De gendarmes troffen onder een luik in de vloer, een ruimte van nog geen meter lang, 1 m. 40 breed en 85 cm. hoog, 7 Afghanen, waaronder een kind van 4. Goed dat ze gevonden werden zo vlak voor hun einddoel, want ze zouden het niet gehaald hebben.
Totaal uitgedroogd, in grote ademnood, werden ze vervoerd naar het C.H.U. van Caen. Zouden ze enig idee gehad hebben van wat hen te wachten stond toen ze daar hoopvol opgekreukeld in die benauwde ruimte plaatsnamen?. En de bovenzitters, die beweerden niet te weten wat zich onder de vloer bevond, zij moeten het geroep en geklop toch gehoord hebben. Het gehuil van het kind dan toch.
Ik was 4 jaar toen ik in een donkere veewagen zat opgesloten met mijn moeder en 20 welpjes. Wij waren op weg naar Maarn, waar wij een week met de padvinderij gingen kamperen in en rond een boerderij. Heerlijk natuurlijk. Mijn moeder had de hele week met de flanelsteek dekens aan elkaar zitten naaien om als slaapzak te kunnen dienen. De veewagen, met van die luikjes die enig licht doorlieten, was een goedkope, doch verboden oplossing. Bij de pont en andere stopplaatsen, moesten wij daarom allemaal stil zijn en hield ik even op met huilen. Want ik vond het verschrikkelijk in die schuddende bak van die donkere veewagen. Wat was ik bang.
Wel had ik de keus om voorin te zitten, maar dan moest ik op de harige blote knieën van de akela. Deze was geen vreemde voor me, ik kende hem zelfs goed, maar dan met lange broek.
Ik wist niet wat ik erger vond.
Wat moet dat kind onderin dat busje een angst hebben uitgestaan. En dan besefte zij nog niet eens dat zij zou gaan sterven. En wat moeten die mensen een erbarmelijk bestaan zijn ontvlucht om zulke risico's te nemen en je dan nog in een onzekere toekomst te storten.
Zij hebben geen idee wat voor nieuwe ellende ze in Engeland te wachten staat, want dat land schijnt de hel voor migranten te zijn.
Waarom vertelt niemand ze dat, voor ze vertrekken?
En waarom wordt er geen helse jacht gemaakt op de passeurs, die niets en niemand ontzienende geldwolven en moordenaars.
De guillotine is nog te goed voor ze.
Wij hebben de veewagen overleefd.
maandag 17 juli 2017
Een nieuwe missie.
De 14de juli, nationale feestdag in Frankrijk, hebben we overgeslagen. Te druk sinds we een missie op ons genomen hadden: De redding van de kapel.
We waren het al lang van plan, maar je stelt het uit omdat er genoeg ander werk te doen is. Een paar dagen geleden stond echter de Markies van Carrabas voor onze neus met een zeer sophisticated schuurmachine en een minuscuul tubetje vulsel. Over de rest van het benodigde materiaal beschikte Marimon zelf, zie het professionele schavot, zeer toepasselijk op de 14de juli.
Echafaud heet zo'n ding in het Frans, dezelfde benaming als indertijd het ding waarop Marie-Antoinette en de rest van de koninklijke familie onthoofd werd. Een schavot of steiger dus.
Een tubetje plamuur zal niet voldoende zijn.
Ik heb mij intussen op de meidoornhaag geworpen, die helemaal opgevreten wordt door klimop. Ik was er vorig jaar al aan begonnen, maar het was geen doen, want de klimop zat totaal verweven met de meidoorn. Wij hebben het gewaagd de heg te halveren en ja hoor, experiment gelukt. Het stukje heg dat ik schoongemaakt had, is weer uitgelopen. Nu heb ik er mij serieus opgestort en ik denk dat ik het uiteindelijk ga winnen.
Hoe het was en het overgrote deel nog is.
Met grote tangen ga ik de klimop te lijf en speel dat ik tegen de IS vecht, die de arme meidoorn in een wurggreep houdt.
Ik besef ook dat die meidoorn, die nu een slachtofferrol krijgt toebedeeld, ook niet zo'n lekkertje is, want hij vecht behoorlijk terug en een keer van zijn vijand ontdaan, zal hij zeker alle andere groeisels onderdrukken die in zijn buurt komen. Ach ja, het zijn net mensen.
Sommige stammetjes hebben de strijd definitief verloren, maar er zijn er genoeg die weer uitlopen. Zij laten zich niet zo makkelijk kisten.
La Roseraie.
Door een straattheatergroepje lieten wij ons verleiden tot een kleine speurtocht, waarbij we o.a. beestjes moesten opzoeken en fris water, en die eindigde in een zeer krappe caravan, waar wij geacht werden in te kruipen met onze stijve botten . Tot overmaat werd een jutezak voor de ingang neergelaten en daar zaten we dan, opgekreukeld in het pikkedonker.
Er ging een klein lichtje aan en er werd ons door twee allerbeminnelijkste jongedames een verhaal verteld, waarin de twee diertjes die wij gevonden hadden en koesterden in de palm van ons hand, een rol speelden. Toen het verhaal verteld was, werden wij nog niet bevrijd, doch moesten we gaan liggen.
Eigenlijk was de voorstelling voor vier mensen bedoeld. Ik kon mij nauwelijks voorstellen hoe dat geweest zou zijn, met vier vreemde mensen tegen elkaar aangeperst op die caravanvloer.
De meisjes hadden inmiddels de (krappe)ruimte verlaten.
Daar lagen wij in het donker in de stilte in een vreemde caravan.
Toen was er ineens een glazen plafond met daarop bewegende armen en voeten, nattigheid, iets dat op zeewier leek.
En een lichtje, gelukkig.
Er werd ons een verhaal verteld over grote droogte, over mislukte oogsten, over hongersnood en hoe alles wat leefde stierf of verdween. Toen water, water en nog eens water, tot alles verdronk.
En daarna.....Ik weet het niet meer, maar we mochten er gelukkig uit, want mijn latent aanwezige claustrofobie deed zich gevoelen.
Al met al een verkwikkende ervaring, want de wereld leek 10 keer mooier, frisser en vrijer toen we weer safe and sound op straat liepen.
We waren het al lang van plan, maar je stelt het uit omdat er genoeg ander werk te doen is. Een paar dagen geleden stond echter de Markies van Carrabas voor onze neus met een zeer sophisticated schuurmachine en een minuscuul tubetje vulsel. Over de rest van het benodigde materiaal beschikte Marimon zelf, zie het professionele schavot, zeer toepasselijk op de 14de juli.
Echafaud heet zo'n ding in het Frans, dezelfde benaming als indertijd het ding waarop Marie-Antoinette en de rest van de koninklijke familie onthoofd werd. Een schavot of steiger dus.
Een tubetje plamuur zal niet voldoende zijn.
Ik heb mij intussen op de meidoornhaag geworpen, die helemaal opgevreten wordt door klimop. Ik was er vorig jaar al aan begonnen, maar het was geen doen, want de klimop zat totaal verweven met de meidoorn. Wij hebben het gewaagd de heg te halveren en ja hoor, experiment gelukt. Het stukje heg dat ik schoongemaakt had, is weer uitgelopen. Nu heb ik er mij serieus opgestort en ik denk dat ik het uiteindelijk ga winnen.
Hoe het was en het overgrote deel nog is.
Ik besef ook dat die meidoorn, die nu een slachtofferrol krijgt toebedeeld, ook niet zo'n lekkertje is, want hij vecht behoorlijk terug en een keer van zijn vijand ontdaan, zal hij zeker alle andere groeisels onderdrukken die in zijn buurt komen. Ach ja, het zijn net mensen.
Sommige stammetjes hebben de strijd definitief verloren, maar er zijn er genoeg die weer uitlopen. Zij laten zich niet zo makkelijk kisten.
Aan de vooravond van de 14de juli zijn we wel even de sfeer gaan proefen. In Lassay les Châteaux hebben wij ons laten verrassen door straatanimatie en ook door het dorp zelf, dat nota bene bijna geheel uit kasteel bestaat. Wat een prachtig plaatsje, en dat 30 km. van hier.
La Roseraie.
Door een straattheatergroepje lieten wij ons verleiden tot een kleine speurtocht, waarbij we o.a. beestjes moesten opzoeken en fris water, en die eindigde in een zeer krappe caravan, waar wij geacht werden in te kruipen met onze stijve botten . Tot overmaat werd een jutezak voor de ingang neergelaten en daar zaten we dan, opgekreukeld in het pikkedonker.
Er ging een klein lichtje aan en er werd ons door twee allerbeminnelijkste jongedames een verhaal verteld, waarin de twee diertjes die wij gevonden hadden en koesterden in de palm van ons hand, een rol speelden. Toen het verhaal verteld was, werden wij nog niet bevrijd, doch moesten we gaan liggen.
Eigenlijk was de voorstelling voor vier mensen bedoeld. Ik kon mij nauwelijks voorstellen hoe dat geweest zou zijn, met vier vreemde mensen tegen elkaar aangeperst op die caravanvloer.
De meisjes hadden inmiddels de (krappe)ruimte verlaten.
Daar lagen wij in het donker in de stilte in een vreemde caravan.
Toen was er ineens een glazen plafond met daarop bewegende armen en voeten, nattigheid, iets dat op zeewier leek.
En een lichtje, gelukkig.
Er werd ons een verhaal verteld over grote droogte, over mislukte oogsten, over hongersnood en hoe alles wat leefde stierf of verdween. Toen water, water en nog eens water, tot alles verdronk.
En daarna.....Ik weet het niet meer, maar we mochten er gelukkig uit, want mijn latent aanwezige claustrofobie deed zich gevoelen.
Al met al een verkwikkende ervaring, want de wereld leek 10 keer mooier, frisser en vrijer toen we weer safe and sound op straat liepen.
maandag 3 juli 2017
Schoenen, een kasteel en een hond.
Eindelijk schoenen gevonden voor onder mijn kersenrok, zodat die ook eens een keer gedragen kan worden. Liever had ik een klein hakje gehad, want met platte schoenen onder een vrij lange rok, voel ik mij net tante Sidonia van Suske en Wiske.
Als ik er nu maar niet uit verwaandheid mee de sloot in loop, zoals ik als kleuter deed toen ik rode klompjes gekregen had bij schoenmaker Aafjes en daar zo trots op was dat toen moeder mij van de fiets tilde in de steeg naast ons huis, ik er achteruitlopend de steeg door, de weg overstekend, almaar naar mijn klompjes kijkend er pardoes mee de wegsloot in liep. Ik was er ook zo weer uit, want op de bodem van de sloot, onder de modder, daar huisde de Bullebak en die trok je aan je voeten naar beneden door de prut, en wat er onder die prut zat, daar wilde ik liever niet aan denken.
Waarschijnlijk drollen, want het riool van de huizen aan de overkant kwamen op die sloot uit. Dat kon je ook goed ruiken als het regende of onweer in de lucht hing. Ons slootje voor de deur, met een bruggetje er overheen dat ik met een bezem in de hand verdedigde tegen vijandelijke aanvallen van buurkinderen, zoals de drie koppen grotere 'Dikke Willem', was zo helder als glas. De riolen aan onze kant kwamen uit op het slootje achter ons huis, dat dan ook niet of verradelijk bevroor in de winter, zodat we via een plank de gemeentelijke, achter ons huis gelegen, ijsbaan konden bereiken. In zo'n vorstwinter werkte er niets meer in ons in de schuur geplaatste houten kakdoos. In de grote, ijzeren stortbak bevroor het spoelmechanisme, en je kon aan de ketting trekken tot hij er af vloog (vader boos: blijf g.v.d. met je klontjevingers van die trekker af, je ziet toch dat de hele rotzooi bevroren is). Dat zagen we inderdaad, en we roken het ook, want er lag dan een hele stapel bevroren drollen op het ijs onder de plee. Plus vastgevroren kranten, want W.C.papier was er niet altijd. Wat een tijden.
Gister, zondag, nog steeds een beetje miezerig, ben ik maar een stukje alleen gaan rijden, want Marimon was niet te porren.
-Ga je mee iets doen?-
-Wat moet ik dan doen?-
-Maakt niet uit, dat zien we wel-
-Maar jij wilt altijd van die saaie dingen-
-Wat wil jij dan?-
-Nou niks.-
Er moest toch een pond gehakt weggegooid worden die Marimon twee dagen in de auto had vergeten. En liefst niet in de buurt, want ik trek liever geen vossen aan. Op weg naar een kasteeltje dat ik op de kaart had gezien, zo'n 10 km. van hier, doemde daar in de verte, rustig liggend midden op de weg, een mooie, beige herder op. Ik stop voor zijn neus, draai het raam open en laat de bal gehakt voor zijn voeten vallen. Manna uit de hemel. Dacht ik, maar hij keek er niet eens naar, kwam blij kwispelend overeind. Hij wilde mij! Niet die bal! Alsof hij al die tijd op mij had liggen wachten. Ha!, daar is ze eindelijk. Ik ging er gelijk vandoor, omdat ik het gevoel had, dat ik iets strafbaars deed. In mijn achteruitkijkspiegeltje zag ik hem staan, mij bedremmeld en teleurgesteld nakijkend. Op de terugweg was hij weg. Het vlees ook.
Even verderop vond ik dit juweeltje. Ook helemaal verlaten, net als die hond. Ik had helaas geen balletje gehakt meer voor hem.
Abonneren op:
Posts (Atom)