zaterdag 22 juni 2019

De taxi ambulance.

12.15 de taxi staat voor de deur. Tot mijn verrassing is het een taxi-ambulance, die hier natuurlijk ambulance-taxi heet, met een mooi rood kruis op het portier. Niet dat het een echte ambulance is, je moet gewoon zitten, zoals ieder ander mens, maar het is toch confortabel. De chauffeuse, die geweldig rijdt en tegelijkertijd kans ziet om de berichten op haar  I phone te lezen en zelfs om die te beantwoorden en een zak spekkies leeg te eten, is ook mijn gids en hoedster. Ik hoef helemaal nergens meer aan te denken, behalve aan de halve liter water die ik een half uur voor het onderzoek moest  innemen, in mijn blaas te houden. De secretarie geeft aan haar de nodige papieren en vertelt wat er mee gedaan moet worden. Ik weet niet precies waarom ik hier ben, in het bestralingscentrum in Caen, maar het zal wel met bestralen te maken hebben. Gaat u hier maar liggen. We gaan eerst uw blaas controleren, of er genoeg inzit. O ja, er zit meer dan genoeg in, schiet nu maar op. Maar er mag ook niet te veel in zitten, dan halen we het eruit. O ja, hoe dan? Toch niet met zo'n enge catheder, waar je steevast een blaasontsteking van krijgt? Er zat precies genoeg in, gelukkig.
Er werd in mij geprikt en daarop wat getatoueerd. Mag ik hiermee onder de douche? Ja hoor, dat mag. Zou het, net als een echte tatouage, voor altijd op mijn buik blijven zitten? Ik werd gemeten en geschoven. Dit heette een simulations de radiation. Een oefening, droogzwemmen, zo zal het voortaan vijf weken lang gaan, maar dan zonder blaasproef en zonder tatouages, want die zitten er al. Fluitje van een cent. Alleen die 3 uur durende autorit iedere dag, zal nog niet meevallen. Vooral omdat de chemo er nog bij gaat komen. Maar we zien wel. Al die mensen die ik hier in de wachtkamers zie zitten, in rolstoelen, met stekkers in hun neus, verbonden aan machientjes, afvoerputjes in hun hals waardoor ze praten en hoesten, zodat hun t-shirt vol sproeisel komt te zitten, mensen die wiebelend, als Lazarus overeind komen uit hun rolstoel, lopend op wankele dunne benen naar de receptie om verhaal te halen, hoe lang ze daar nog moeten zitten wachten, wanneer ze weer naar hun veilige ziekenhuisbed mogen. Ik heb het gevoel dat iedereen hier in F. tot over de dood in leven wordt gehouden. Om de overlevingscijfers hoog te houden voor de statistieken? Ik weet dat je niet in geld mag denken, maar wat moet dat niet kosten en wie moet dat opbrengen en is dat houdbaar op de duur met die kankerepidemie van tegenwoordig. Of heeft iedereen opeens kanker omdat ik het heb? Net als dat de hele wereld zwanger lijkt als je het zelf bent? Wie je ook spreekt, ze hebben wel een broer of zus of neef of nicht of buurvrouw die het ook heeft. Of gehad. Want de meesten spreken over gehad. Ze kunnen het navertellen. God zij
dank.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten