Dit is de hal van het gebouw waar ik mijzelf vrijwillig acht jaar lang, minimaal vijf uur per dag heb laten opsluiten.
Vrijwillig? Erger, ik stond te popelen. Broers en zus, allemaal naar school, ik alleen nog thuis. Daar gebeurt het, daar wil ik zijn. Daar ga ik wijsheid vinden, nieuwe woorden horen die mijn stagnerende gedachten uitbreiden. Leren lezen, alle geheimen uit de krant ontrafelen. Letters leren schrijven, woorden, hele zinnen, een verhaal. Nu ga ik ontdekken hoe mijn vader op de fiets toch altijd de weg naar oma in Wormerveer vindt, zou hij alle straatnamen van de wereld kennen? Welke trein je moet nemen om in Afrika te komen, waar iedereen zo vrolijk in rieten rokjes rond de kookpot danst. Waarom twee maal twee vier zou zijn, hoefde ik niet zo nodig te weten. Zolang ik centen en dubbeltjes op tafel in rijtjes van tien kon uitleggen en vervolgens de rijtjes kon optellen tot het geheel wisselbaar was voor een harde gulden, wist ik genoeg. Meer bezat ik toch nooit, zelfs niet na een verjaardag.
Maar dat duurde nog twee jaar. Eerst moest ik mij door de gevlochten matjes slaan, de poppenkamer en de meligheid van het 'zakdoekje leggen, niemand zeggen'.
In de eerste klas vond ik het in het begin wel spannend, het met de tong uit de mond met potlood overtekenen van letters op overtrekpapier. Dat ging nog wel, mijn boekje ging zelfs als voorbeeld door de klas, maar al gauw werkte mijn onvaste hand mij tegen. Hoe ik ook mijn best deed, de letters werden nooit zo als ik het voor ogen had en als het er dan eens een keer op begon te lijken, verknoeide op het eind een blauwe inktvlek steevast mijn oeuvre. Lezen, dat ging gelijk als een trein. Maar dat werkte ook weer tegen me, want ik had het nieuwe leesboekje in no time uit en dan begon het eindeloze wachten op het gestotter van de rest van de klas. In de hogere klassen mocht je vast je aardrijkskunde of geschiedenis gaan leren als je je taal en rekenopdrachten af had, daar had je nog eens iets aan. Maar het maakte het gat tussen de snellen en de tragen wel steeds groter. Gelukkig was ik ongedurig en snel afgeleid, waardoor het gat niet al te groot werd.
Als ik weer eens zat te wiebelen en te tateren, kreeg ik zo'n knal voor mijn kop dat ik in één maai in de hal belandde.
Dan moest je bij de rechtse pilaar gaan staan tot iemand je weer kwam ophalen. Ik stond daar graag een poosje om de tranen die in mijn ogen stonden te laten opdrogen. Want natuurlijk wilde je de afgang niet van een huilpartij en zo'n klap kwam altijd onverwacht. In die hal hing je ook je jas en werden de klompen uitgetrokken, want daar mocht je niet de school mee in klossen. Als je, bij extreme koude een molton lange broek onder je rok aanhad, moest die ook in de hal achterblijven. Op de trap, de overloop en de tweede trap naar boven, moest je als klas eerst verzamelen voor je de school uit mocht. Het duurde altijd een hele poos voor dat iedereen netjes twee aan twee op de treden stond. Waarna er van boven een zetje werd gegeven, waardoor de hele bubs als dominostenen van de trap afrolde en op een hoop in de hal belandde. Grappig, ja maar het ging wel van je vrije tijd af.
Een school zonder bijbel, zonder god noch gebod.
Het moet voor de leerkrachten niet makkelijk geweest zijn om dat stelletje wilden in toom te houden. Er werd veel gemept, en de grotere jongens sloegen ook terug. De rest van de klas was het publiek en koos een partij. Hup meester! hup Jantje!
Dat was voor ons aardige afleiding. De bovenmeester echter had de wind er goed onder en liet zich zeker niet slaan.
De situatie was bij hem in de klas omgekeerd, hij was de sadist en liet de kleintjes van de klas ongegeneerd de horlepiep dansen door met de kaartenstok op hun voeten te stampen. Zonder dat ze straf hadden, zomaar om te lachen. En dat deden we natuurlijk, vuile overlopers die we waren.
Zoveel kinderen in een klas. Ik ben het kleintje ergens achter.
Voor de aardige Indische meester een hele klus en ik neem het hem zeker niet kwalijk dat hij mij, praatjesmaker en grapjas, af en toe met een oorvijg op mijn nummer zette.
Ik ging graag naar school. Er viel altijd wat te beleven en je stak er nog eens wat op. Maar ik was geen slachtoffer en werd niet gepest, daar zorgde ik wel voor, een knal konden ze krijgen. Maar voor de moeizame leerders en zachte zielen, moet het een hel geweest zijn.
De prachtige school uit 1925 met de flessengroene tegels in de hal is gesloopt omdat er niet genoeg kinderen meer waren.
Een jaar later bouwden ze daar een woonwijk en moest er een nieuwe school gebouwd worden. Hadden ze dat niet eerder kunnen bedenken?
* Met 'ze' bedoel ik de verantwoordelijke bestuurders van dat moment.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten