In Antwerpen is er al sinds 25 jaar een vondelingenschuif. Gister werd de 21ste baby in de schuif gevonden. Een heel mooi systeem, want het kindje kan daar geheel anoniem ingelegd worden, zodat de moeder in nood niet haar toevlucht gaat nemen tot de bosjes in het park of erger, de kliko. Zodra iets in de schuif gelegd wordt gaat er binnen een belletje klingelen. Binnen het kwartier komt er iemand van de stichting Moeders voor Moeders die zich over het kindje ontfermt. Ook ligt er een envelop met een kaartje die de moeder kan invullen met haar gegevens voor als ze spijt krijgt. Een kwart van de moeders komt haar kindje binnen 48 uur terug ophalen.
Het komt, ik ben helemaal nat, het komt. Het mag nog niet komen, ik heb het ze nog niet verteld, ik vertel het ze niet, ik schaam mij zo. Niet dat ik zwanger ben, maar omdat hij mij niet wilde. Omdat hij zei dat ik zijn meisje niet was, dat ik maar een reserve was, dat ik dat ook wel wist, dat ik bescherming had moeten nemen, zoals zijn eigen meisje, dat het mijn eigen schuld was. Ik ben misselijk, nee ik ben niet misselijk, het komt, ik moet de matras beschermen, een plastic zak. Het doet bijna geen pijn, het glijdt er zo uit, het is te vroeg, ik heb het ze nog niet verteld. Het zal gaan schreeuwen. Muziek opzetten. Heavy metal, daar hebben ze een hekel aan. Flink hard, dan gaan ze de deur uit. Ik pak het in een krant, nee in een laken, het mag geen kou vatten, in mijn rugtas. Mensen mogen het niet horen schreeuwen onderweg. Ik ga lopen, het is niet ver naar de Schuif. Misschien toch te ver. Ik neem de tram. Nee ik bloed. Ik moet hier weg. Het zal gaan krijsen.
Ik prop pakken maandverband tussen mijn benen en ook in de rugtas om het zachter te maken en het geluid te dempen, maar het mag niet stikken. Ik loop en ik loop en ik ben moe en ik loop en ik val flauw, nee ik val niet flauw. Het geeft geen kik, zou het nog wel leven? Daar is de Schuif, ik heb hem al bestudeerd bij daglicht, het is makkelijk, het leeft nog denk ik, er zit bloed aan het laken. Ik vul geen kaartje in, ze mogen mij nooit vinden, ik hol terug naar huis. Ik ga zitten op een bank in het park. Ik ben bijna thuis, ik kan niet meer. Zij mogen mij niet zien thuiskomen. Het is nog niet laat. Ze zijn vast nog niet naar bed. De T.V. flikkert.
Het is gedaan. Ik zal vannacht opstaan en een briefje op tafel leggen, dat ik niet naar school kan omdat ik heel erg ongesteld ben en wil slapen. Slapen, ik wil een jaar slapen, nooit meer wakker worden. Ik ben zo moe..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten