Ik heb een paar dagen niet geschreven, omdat mijn vroegere buurjongen Jan, die inmiddels buuropa is, met zijn vrouw op bezoek was. Ik was 2 toen ik op de Genieweg kwam wonen, hij was toen 8 en was dus meer bevriend met mijn zus en oudere broers. Hoewel ik dus nooit met hem gespeeld heb, was hij gewoon aanwezig in mijn jeugd, ook op de padvinderij, waar mijn moeder Raksja ( welpenmoeder), was en we gingen kamperen in Zeist en Maarn.
Deze photo staan we allebei niet op trouwens, wel mijn broertje en zus, aan de linkerkant.
Hier staan we alle 5 op, 2de rechtsonder, geknield met petje, is Jan. Rudy en ik staan er achter. Mijn grote broer Frits uiterst links, achter de jongen met petje. Welke jongen met petje? Alle jongens hadden een petje. Ik wilde ook wel zo'n petje, maar ik was een meisje, en te klein. Mijn moeder als welpenmoeder wakend over ons.
Wat een schattige smoeltjes. Het zijn nu allemaal 60gers, zo niet erger. Mijn moeder, Raksja is 98 geworden, waaruit je zou kunnen concluderen dat het padvindersleven gezond is.
Jan en mijn zus Rita op de lagere school.
En we hebben herinneringen opgehaald, wie woonde waar op onze straat. Ik wist ze bijna allemaal nog, met naam en bijnaam. Want iedereen had een bijnaam, dat was om ze uit elkaar te houden, het halve dorp heette van 't Veer. Er was ook een veer, er was een heuse pont, is er nog, hoe kom je anders het Noord Zeekanaal over. Maar dat kanaal is gegraven nadat Napoleon had besloten dat men een heuse achternaam diende te hebben. Een veer over het IJ dan, of over de Wijkermeer. En wat een kinderen woonden er op onze straat, je had het voor het uitkiezen. Maar nog niet de helft van de kinderen aan de andere, de verboden kant, waar de katholieken woonden. Aan onze, ongelovige, kant, had men 4 of 5 kinderen. Gezinnen van na de oorlog, hadden er 2 of 3. Aan de katho-kant, waren er nog genoeg gezinnen met 13, 14, kinderen. We werden strikt gescheiden gehouden, want stel je voor dat er gemengde paartjes ontstonden. Twee geloven op een kussen, daar zit de duivel tussen. Wij beleefden wel plezier aan die katho-haat, want buiten touwtje en slootje springen, diefje met verlos en opschuildertje, mochten we ook nog op gezette tijden een onschuldig uit school komend katholiek kind van de fiets trekken, die dan hetzelfde lot onderging als wij, als we langs het woonwagenkamp moesten. Maar het zwembad, dat gebouwd werd aan 'onze' kant, heeft veel rechtgetrokken. Na de eerste kennismakingsvechtpartijen, ontstonden vriendschappen en verkeringen, dit laatste overigens niet zonder tegenstand van meneer pastoor en zijn achterban. Aan onze kant werd daar niet zo veel drukte over gemaakt, want hoewel wij gelovigen, van wat voor soort dan ook, wantrouwden, ging dit niet zover dat een relatie ermee werd verboden. Aan onze kant woonden wel her en der verspreid, enkele protestanten, die zich heel koest hielden, een schutkleur aangenomen hadden leek het wel, want ze vielen niet op, gingen op zondag rustig hun's weegs naar hun respektievelijke kerkjes, gingen gewoon naar de openbare lagere school en in het zwembad kwamen ze al helemaal niet.
Rechstonder mijn zus Rita en er naast, met zonnebril, Rietje, de zus van Jan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten