donderdag 24 januari 2019

Het jongetje in de put.

Ik ben nu al een dag of tien bezig met het jongetje in de put. Iedere dag lees ik in 'El Pais' op het internet de vorderingen en tegenslagen van el rescate. Het is goed voor mijn Spaans, dat aan het wegzakken is en vooral spannend. Om de kleine Julen gaat het niet eens meer, die zal zeker niet meer in leven zijn. Het gaat nu alleen nog om waar een mens toe in staat is qua kunde en moed. 
De moeder, die elke dag aan de rand van de afgraving zit te kijken, is de enige die nog in een wonder gelooft.

Waarom grijpt het ene nieuws je meer aan dan het andere? We worden hele dagen overspoeld met ellende, maar je pikt er toch bepaalde gebeurtenissen of situaties uit die je meer doen dan andere. Zoals Julen in de put, of een poosje terug de 12 jongens met hun coach in een grot in Thailand? Cambodja? Zuid Korea? 
Zo'n gebeurtenis doet je meer omdat je gevoel er dichter bij is. Je stelt je voor dat je eigen kind in zo'n bodemloos gat valt of in een grot met stijgend water vast zit. De reddingsoperaties die volgen maken dat je er door in de ban raakt, als een vervolgverhaal.

Maar hoe komt het dat ik mij emotioneel meer betrokken voel bij de Zuid-Amerikaanse migrantenstroom die vol hoop en enthousiasme optrekt naar de Verenigde Staten en daar voor een afwijzende muur van haat komt te staan, dan bij de Afrikaanse stroom, die net zo hoopvol en enthousiast de tocht begonnen is en eerst in Libië misdadig behandeld wordt en dan na een afgrijselijk tocht in een rubberbootje tegen eenzelfde afwijzende muur Europa aanvaart. Ik vind het Afrikaanse drama net zo erg als het Zuid-Amerikaanse of het Afghaanse of Syrische of Jemenitische, en het drama van alle mensen tesamen die moeten vluchten voor wat dan ook, maar toch ben ik emotioneel het meest betrokken bij het drama achter de muur in Noord-Amerika. Waarom? 

Ik denk dat we dat aan mijn hartje moeten vragen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten