Nog niet wetend dat het een feestdag was, begon ik aan een normale dag, met een huistaak en een tuintaak en de rest.
Enige troepjes uit het boudoir. Voornamelijk speelgoed dat ik graag zou hebben gehad toen ik het niet had. Niemand iets had. Toen zou ik er mee gespeeld hebben, nu staat het er maar te verstoffen.
Ik bedacht dat mijn boudoir, waar het stof zich ophoopt, wel een lapje kon gebruiken. In dit kleine kamertje bevindt zich eigenlijk al mijn bezit. Wat dingetjes betreft dan. Natuurlijk bezit ik meer. Een fiets, een paars autootje, een autoped zelfs, een naaimachien, een huis, een lap grond, inboedel, te veel om op te noemen. Maar ik bedoel persoonlijke dingen zoals: aandenkens, brieven, lapjes stof, schoenen, prullaria. Ik heb nooit zo veel verzameld en het bezit neemt nog steeds af. Gaat dat ook zo met wat je in je hoofd verzamelt? En in je hart? Wordt dat meer of minder? Je wordt van binnen wel voller denk ik, met al die mooie dingen die je gezien en gehoord hebt, alles wat je weet en kunt, de mensen die je kent. Maar je verliest ook weer. Je verliest interesse. Bent niet meer zo happig om nieuwe vrienden te maken. Vindt veel onderwerpen van gesprek saai. Hebt niet meer zo veel energie voor al dat geklep. Het geheugen laat je vaak (tijdelijk) in de steek. Leert niet meer zo makkelijk iets nieuws. Reageert trager. Zo was ik gisteravond bij four et film, waar ik de gevulde eieren voor gemaakt had. Veel aardige mensen, veel te praten. Ik zit daar dan en geniet van het eten en het geroezemoes om mij heen. Links en rechts van mij worden gesprekken gevoerd. Ik let niet op waar het over gaat, het kan mij niet zo veel schelen en ik ben ook een beetje doof. Ik ben geen gezellige tafeldame. Of was ik soms altijd al zo en wordt het dus niet minder? Waarschijnlijk. Alleen minder doof.
Mijn lievelingsgedicht. Gaat over het o.a. over het inkrimpen.
Geef aan de meeuwen brood, de orgelman geef centen,
en val maar niemand hard, zo goed en kwaad het gaat.
Want ieder draagt verdriet en zorg in het gelaat
en in geen mensenhart daalt ieder jaar een lente.
Zij die maar alledag dezelfde deuntjes draaien,
muziek, en zonder jas, muziek, en nat en koud,
en zij die schreeuwend over zwarte grachten waaien-
de meeuwen willen vis, de orgelman wil goud.
Geef dan maar koper toch, en geef de meeuwen brood,
en val maar niemand hard want ieder komt te kort.
Elk heeft een klein bezit dat aldoor kleiner wordt,
de dwaze hoop in 't hart blijft altijd even groot.
Anthonie Donker
Geen opmerkingen:
Een reactie posten